• Logo Mono
Geschreven door Luc Castermans.
Gepost in Indicaties Hond

Revalidatie na operatie of andere veterinaire behandeling

Hieronder worden verschillend aandoeningen besproken waarbij veterinaire behandeling vaak geïndiceerd is, waarna vaak fysiotherapeutische revalidatie volgt.

Letsel voorste kruisband

Een hond heeft twee kruisbanden; een voorste en een achterste kruisband. Omdat de hond gehoekt staat met zijn achterpoot heeft de voorste kruisband een belangrijke functie in de stabiliteit van het kniegewricht. De voorste kruisband kan, bijvoorbeeld bij trauma, geheel scheuren (volledige ruptuur) of gedeeltelijk inscheuren (partiële ruptuur). Ook kan een voorste kruisband verrekt of opgerekt worden door een trauma. Bij acute voorste kruisbandletsels ontstaat er door een ontstekingsreactie zwelling en warmte. De hond heeft pijn en zal kreupel gaan lopen met de aangedane achterpoot. De dierenarts kan de knie testen middels een schuiflade-test. Bij een positieve schuiflade-test kan het scheenbeen ten opzichte van het dijbeen verder naar voren worden geschoven dan normaal. In combinatie met het verhaal van de eigenaar en eventuele röntgenfoto’s kan er een goede diagnose gesteld worden. 

Bij een totale ruptuur van de voorste kruisband zal in overleg met de orthopedisch specialist gekeken worden welke operatie het beste past bij de hond. Dit is afhankelijk van de stand van het gewicht, de leeftijd, de grootte, het ras en het gebruiksdoel van de hond. Er zijn een aantal verschillende operatietechnieken, waarbij de TTA en de TPLO de meest bekende zijn. Bij de TTA wordt de aanhechting van de kniepees op het scheenbeen met behulp van een speciale plaat naar voren geplaatst. Hierdoor kan de kniepees helpen de krachten op te vangen. Bij de TPLO wordt het plateau van het scheenbeen naar voren gekanteld waardoor het dijbeen minder neiging heeft om naar achteren te schuiven. Hierdoor wordt de kracht op de voorste kruisband verminderd. 

Bij een partiële ruptuur is een operatie lang niet altijd noodzakelijk en kan middels gerichte spierversterkende oefeningen en mobiliserende oefeningen getracht worden om de kniefunctie te optimaliseren. 

Meniscusproblemen 

De menisci liggen als twee halve maanvormige kraakbeenachtige schijfjes in het kniegewricht. De functie van de menisci is het optimaliseren van het contact tussen het dijbeen en het scheenbeen. Daarnaast zorgen de menisci voor een optimalisatie van de stabiliteit van het gewricht en vangen zij de rotatiekrachten in het gewricht op. Bij een geforceerde draaibeweging in de knie kan een meniscus scheuren. 

Meniscusproblemen leiden vaak tot instabiliteit in het gewricht en dat kan weer op den duur artroseklachten en forse pijnklachten veroorzaken. Bij scheuren in de menisci is een operatie eigenlijk altijd noodzakelijk. 

Bij voorste kruisbandproblematiek  komt er meer druk te staan op de menisci, waardoor er een grotere kans is om meniscusproblemen te ontwikkelen. Vandaar dat bij voorste kruisbandproblematiek ook altijd gekeken wordt naar de menisci. 

Patellaluxatie

De knieschijf (patella) ligt bij de gezonde knie stevig opgesloten in het peesweefsel en in de groeve van het dijbeen. De knieschijf zit middels een binnenste en een buitenste knieschijfbandje verbonden aan het dijbeen. De pees waar de knieschijf in ligt, hecht aan op het scheenbeen. 

Een knieschijf kan uit zijn groeve raken: een luxatie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee vormen: de acute vorm en een permanente vorm.Bij een acute vorm schiet de knieschijf uit zijn groeve, vaak veroorzaakt door een verkeerde beweging. Hierbij scheuren of beschadigen de knieschijfbandjes waardoor de knieschijf niet meer goed in zijn groeve wordt gehouden. Dit kan een zeer pijnlijke gebeurtenis zijn voor de hond.

Bij de chronische vorm zijn de knieschijfbandjes uitgerekt en schiet de knieschijf regelmatig uit zijn groeve. De hond heeft hier minder pijn aan dan bij de acute vorm, maar kan even niet meer lopen omdat de knieschijf “eraf schiet”. Door zijn looppatroon aan te passen en bijvoorbeeld even zijn knie te strekken, schiet de knieschijf weer in zijn groeve en kan de hond weer verder lopen. Dit kan dus een zeer wisselend beeld geven bij de hond. De hond kan kortdurend kreupel zijn, of kan kortdurend “raar” lopen om vervolgens weer gewoon zijn wandeling af te maken. 

Als dit regelmatig gebeurt, dan zal er een slijtageproces plaatsvinden waardoor de klachten verergeren en er (artrose klachten) artroseklachten kunnen ontstaan. 

Er zijn bij de chronische vorm van patellaluxatie vier gradaties te onderscheiden:

  • Graad 1
    Bij een gestrekte knie is de knieschijf door de dierenarts manueel te luxeren. Bij het buigen van de knie schiet de knieschijf vanzelf weer op de plaats. 
  • Graad 2
    De knieschijf luxeert met regelmaat, voor kortere of langere periode. Door het strekken van de knie, kunnen sommige honden de knieschijf weer terugzetten. Bij deze gradatie kunnen kraakbeendeformiteiten, artrose en afvlakking van de groeve ontstaan.
  • Graad 3
    De knieschijf is permanent geluxeerd. Wanneer de knieschijf met de hand weer in de groeve wordt geplaatst, dan schiet deze er vanzelf weer uit. De groeve is ondiep of zelfs afgevlakt. 
  • Graad 4
    De knieschijf is permanent geluxeerd en de kniepeesreflex is afwezig. De groeve is afgevlakt of schuin aflopend. Honden lopen afwijkend met de aangedane poot, of tillen de poot op tijdens het lopen.  

Bij gradatie 1 en 2 kunnen spierversterkende en stabiliserende oefeningen met de hond de klachten verminderen. Bij gradatie 3 en 4 is een operatie noodzakelijk om het probleem te kunnen verhelpen. 

Bij een operatie kunnen er verschillende methodes gebruikt worden. De aanhechting van de pees van de knieschijf kan verplaats worden, de knieschijf kan beter passend gemaakt worden ten aanzien van de groeve of de groeve kan uitgediept of aangepast worden. Het doel van deze technieken, of de combinaties ervan, is om de knieschijf weer in de groeve van het dijbeen te houden daardoor waardoor hij tijdens het bewegen in het midden van de knie blijft zitten. 

Bij gediagnosticeerde knieklachten van uw hond of wanneer uw hond na een operatie moet revalideren, kunt u in overleg met uw dierenarts een dierenfysiotherapeut consulteren.